4.8.09
No Fusion No Kiss: 'Powerplay!' (3)
In de reacties onder dit bericht plaatsen we de binnenkomende e-mails naar aanleiding van het artikel van Dirk van Bastelaere en het antwoord van Carlo Van Baelen, directeur Vlaams Fonds voor de Letteren (te lezen in onderstaand bericht). De eerste reactie is van auteur en vertaalster Hilde Keteleer. De tweede reactie is van Erik Vanlangendonck, abonnee van nY (21.8).
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Auteur en vertaalster Hilde KETELEER schreef:
BeantwoordenVerwijderen"Toevallig, op een regenachtige zomerzondag, al surfend op twee interessante teksten terechtgekomen: die van Dirk van Bastelaere en de reactie erop van Carlo Van Baelen. En meteen een vraag én een irritatie voelen opwellen die niet voor het eerst opwelden als ik gelijkaardige discussies in tijdschriften en op blogs las.
De vraag: wat, in godsnaam, is nu precies dat literaire middenveld? In de sociale sector is het duidelijk, daar heb je zelfs een heuse koepel: de 'de Verenigde Verenigingen' is de spreekbuis van het middenveld en bestaat ondermeer uit: 11.11.11, Vlaams ABVV, ACLVB, ACV, ACW, BBL, Forum Etnisch-Culturele Minderheden, Federatie van Organisaties voor Volksontwikkelingswerk (FOV), Forum voor Amateurkunsten, Gezinsbond, Christelijke Mutualiteit (LCM), Socialistische Mutualiteit (NVSM), Vlaamse Jeugdraad, Vlaams Netwerk van verenigingen waar armen het woord nemen, Vlaamse Sportfederatie en honderden andere organisaties. Dit samenwerkingsverband werkt aan een verenigingsvriendelijk klimaat door verenigingen met raad en daad te ondersteunen, het beleid te beïnvloeden en verenigingen bij het grote publiek en doelgroepen te promoten.
Maar in de literatuur? Ik heb vaak de indruk dat de term wordt gebruikt zonder dat men het eens is over de definitie of de afbakening ervan. Het lijkt me nuttig die oefening eens te maken. Want dat literaire middenveld vervult uiteraard een functie als tegenspeler tegen overheid, fonds etc., maar ook bv. tegenover onderzoekscentra aan universiteiten en misschien ook wel tegenover het zogenaamde vrijwilligerscircuit. De door Dirk van Bastelaere gehanteerde uitdrukking 'verpaupering van het middenveld' stuurt dat vermoeden. Ik gruwel altijd een beetje als ik het woord 'verpaupering' hoor bezigen. (Ik gruwel trouwens ook als ik het woord 'stakeholders' lees, voor mijn geestesoog verschijnen dan mensen die op een paal zitten het platteland te overschouwen, loerend naar hun belangen, maar dit geheel terzijde).
Professionalisering is een lovenswaardig streven, waar ik helemaal achter sta en dat ik ook al daadwerkelijk heb helpen bevechten, op allerhande literaire terreinen. Het VFL helpt mee aan die professionalisering, op een wijze waarvoor ik alleen maar achting kan hebben. Het lijkt me hondsmoeilijk om je als Fonds staande te houden tussen een 'gedogende' minister en alle 'staakhouders', in het bijzonder diegene die veel van dat Fonds verwachten omdat ze er voor hun al dan niet rijkelijk belegde boterham van afhangen.
Maar de conflicten waarin ik collega's geregeld zie belanden (en waar ik ook al wel eens in belandde), hebben misschien, denk ik wel eens, eerder te maken met een machtsstrijd binnen dat zogenaamde middenveld dan met die tussen Fonds en middenveld. Omdat er binnen die brede waaier van dat middenveld tegenstrijdige belangen zijn tussen de 'profs' en de 'amateurs'. En het gekke is dat de primaire literatuurmakers vaak in het hokje 'amateur' belanden, en dat diegenen die leven van de productie van deze amateurs, van 'wie niet kan leven van zijn/haar productie', wél hun boterham behoorlijk kunnen beleggen en dus 'professioneel' zijn.
Kortom: het zou niet slecht zijn als er op dit vlak eens een paar duidelijke definities werden gegeven. En vooral: als spelers die een secundaire rol in de literatuurproductie spelen zich daar af en toe wat meer van bewust zouden zijn en zich wat minder hautain zouden gedragen tegenover de primaire literatuurproducenten, in casu auteurs en vertalers. Een bescheiden middenveld, dat zou ik erg waarderen.
Overigens is dit een exclusief Vlaamse discussie, als je het woord 'middenveld' op Nederlandse sites googelt, kom je o.a. hier: 'De Middenveldtentoonstelling is al een meer dan 100 jaar oude landbouw-tentoonstelling.' Een verfrissend perspectief misschien?"
nY-abonnee Erik Van Langendonck schreef:
BeantwoordenVerwijderenAbonnee reageert,
of wordt Dirk Van Bastelaere te oud?
- 1 -
Als een eminent literator en criticus als Dirk van Bastelaere een stand van zaken opmaakt en een aantal pijnpunten in het letterenbeleid – alweer – blootlegt, dan lees ik dat met grote aandacht en veel plezier. Het artikel No Fusion No Kiss: ‘Powerplay!’ wekte op de cover al hoge verwachtingen. En inderdaad, Dirk van Bastelaere trekt weer met kennis van zaken een discours op gang.
Als Dirk van Bastelaere de handschoen werpt, dan raap ik hem op en, aangezien ik mijzelf tot het voetvolk reken, gooi ik een schoen terug. Weinig elegant, ik geef het toe, maar een mens moet zich behelpen met wat hem ter beschikking staat. En laten we het daar nu eens over hebben: wat de mensen ter beschikking staat en wat ze er vervolgens mee aanvangen.
Dirk van Bastelaere schrikt in een voetnoot op pagina 274 van een uitspraak van voormalig minister van cultuur Bert Anciaux (1), wellicht omdat hij de draagwijdte van die uitspraak begrijpt. Zij haalt immers in twee zinnen Dirk van Bastelaeres zorgvuldig opgebouwde theoretische model, de chiastische structuur van de artistiek/culturele ruimte, omver. Die uitspraak dient daarom alleen al nader te worden bekeken. Anciaux neemt er woorden in de mond die – voor mij althans – geen transparante betekenis hebben.
De uitspraak nogmaals: ‘… dat het maken van kunst een autonome bezigheid is. Dat geldt nog steeds. Autonomie mag echter niet leiden tot onverschilligheid ten opzichte van de wijze waarop het kunstwerk door kijker of toeschouwer wordt ervaren. De kunstenaar deelt zijn verantwoordelijkheid met het publiek.’ Ik vermoed dat de term ‘autonoom’ hierin naar (ongeveer) hetzelfde begrip uit No Fusion... verwijst, maar als Bert Anciaux het heeft over kunst, kunstwerken en kunstenaars heeft hij het over gesubsidieerde kunst, kunstwerken en kunstenaars. Logisch, want daar gaat hij over, deze mensen krijgen de knikkers en zij vormen het doelpubliek van zijn beleidsspeech. Welnu, die gesubsidieerde kunstenaars ontvangen van de Vlaamse Gemeenschap belastinggeld. Belastinggeld waarover de minister verantwoording moet afleggen tegenover het kiespubliek. Maken deze ‘autonome’ (dixit Dirk van Bastelaere) gesubsidieerde kunstenaars zich door dat belastinggeld aan te nemen dan niet afhankelijk van de belastingbetaler? En zijn zij dan de facto nog autonoom?
Met andere woorden, Anciaux’ uitspraak schuift het hele gesubsidieerde veld in de hoger vernoemde chiastische structuur principieel naar de heteronome pool, die van de commerciële cultuur. Dat Bert Anciaux hierdoor zelf in de problemen komt met zijn inconsequente subsidiepolitiek (2), laten we hier maar buiten beschouwing. Ik wil het hier verder zelfs niet hebben over wie er nu wel of niet gesubsidieerd moet of mag worden, maar mij uitsluitend op die autonomie concentreren.
(lees hieronder het vervolg)
(vervolg reactie Erik Vanlangendonck:)
BeantwoordenVerwijderenDat veld in Dirk van Bastelaeres figuur loopt nu op het eerste gezicht leeg. Alsof er geen autonome kunstenaars zijn. In het Oostblok was een autonome kunst, de zogenaamde samizdatkunst, niet alleen aanwezig; ze werd er ook fel bestreden door de autoriteiten, precies omwille van die autonomie. Naast die autonome kunst circuleerde in de communistisch gedirigeerde maatschappijen de officiële (getolereerde) gesubsidieerde kunst, die we in het chiasme onder het heteronome veld zouden moeten plaatsen. In Vlaanderen zouden we in het autonome veld de traditionele amateurkunsten moeten plaatsen, maar ook de nog niet geïnstitutionaliseerde street art (hip-hop, graffiti, de undergroundscene, de krakerskunst), zelfs autonoom bedoelde toegepaste kunstwerken. Achter ‘selectieomgeving’ noteer ik dan: de kunstenaar zelf. Over autonoom gesproken. Alleen, wat betreft het symbolisch kapitaal scoort deze groep artiesten zelden hoog. Nu en dan worden er wel wat amateurs in het gesubsidieerde circuit betrokken, maar meer dan wat street credibility opbouwen lijkt dat me tot dusver nog niet. De amateur heeft (meestal) een laag symbolisch kapitaal, lager vaak nog dan dat van de commerciële cultuur, al verschilt de waardering wel naargelang de kunstsector. Amateurs in de letteren hebben bijvoorbeeld een lager symbolisch kapitaal dan in de beeldende kunsten, maar staan weer hoger gerangschikt dan amateurs op het toneel.
Hoog symbolisch kapitaal, laag symbolisch kapitaal, no fusion but confusion. De symbolische waarde wordt immers door een veelheid aan factoren bepaald: de kwaliteiten (of het ontbreken ervan) van het kunstwerk, de realisaties van de kunstenaar, maar ook de waardering van het werk door derden. Wie als kunstenaar een hoog symbolisch kapitaal wil verzamelen, moet hard werken, goede werken voortbrengen en – vooral – zijn kunst goed kunnen timen (3) en plaatsen. Om kunst goed in de markt te kunnen plaatsen moet je vrienden hebben. Zo zijn er amateurkunstenaars die een aardige verzameling vrienden en kennissen kunnen voorleggen, het voordeel hebben van een grote familie (met ook weer veel vrienden en kennissen) en een leuke pagina op Netlog hebben gepost en eentje op Facebook. En nóg wil het niet lukken. Omdat ze niet de juiste vrienden hebben. Waarna ze driftig beginnen te netwerken (4) en dus moeten ze naar een receptie met de minister, of zo.
(lees hieronder het vervolg)
(vervolg reactie Erik Vanlangendonck:)
BeantwoordenVerwijderenEven moeten we een zijsprongetje maken naar het economisch kapitaal, waarmee symbolisch kapitaal zo vaak wordt vergeleken. Net als economisch kapitaal kan een artiest symbolisch kapitaal mettertijd verzamelen. Ieder nieuw kunstwerk, goed geplaatst en getimed, iedere nieuwe kennis in de incrowd versterkt het symbolisch kapitaal van de kunstenaar. (5) Om terug te keren naar Van Bastelaeres metafoor: de aandelen stijgen en de aandeelhouder/kunstenaar gaat dromen van… nog meer symbolisch kapitaal. (6) En net als in de economie ontstaat zo nu en dan een zeepbel. De wetten van de economie gelden immers mutatis mutandis net zo goed voor de cultuursector. Dan gebeurt wat de aandeelhouder/kunstenaar nooit had voorzien: zijn symbolisch kapitaal daalt. Dat kan door herhaaldelijk ondermaats werk af te leveren, enige ongepaste handelingen of stellingnamen, die de relatie van de kunstenaar met (een aantal) sleutelfiguren in het kunstbestel aantasten. In het bijzonder dat laatste is cruciaal. In de economie heet zoiets vertrouwen. Als aandeelhouders het vertrouwen in een bedrijf (of liever in de aandelen van het bedrijf, want het is veel complexer dan ik het hier voorstel) verliezen, zakt de waarde van de aandelen en bijgevolg de waardering voor het bedrijf als geheel. Die waardering kan zelfs heel sterk terugvallen. De terugval eindigt met een faillissement, een overname of… een stijging van de aandelen. Nieuwe winstcijfers (liefst onverwacht), of het falen van de voornaamste concurrent, soms ook een nieuwe ceo (7), of een nieuw, uitzonderlijk geslaagd product, externe factoren zoals een daling van de rente of van de grondstofprijzen. Enfin, er zijn heel veel redenen waarom beleggers plots weer gaan geloven in de rentabiliteit van het aandeel. In de cultuursector daarentegen is het minder eenvoudig, vaak onmogelijk om het verloren vertrouwen van de selectieomgeving terug te winnen. In dat vertrouwen speelt de hele persoonlijkheidsstructuur van de betrokkenen mee, zowel de persoonlijkheid van de kunstenaar als die van de kennisomgeving, en er is ook geen ander gewin dan die persoonlijkheid.
(vervolg reactie Erik Vanlangendonck:)
BeantwoordenVerwijderenBij het opbouwen van symbolisch kapitaal moeten er, zoals in elk menselijk handelen, keuzes worden gemaakt. Strategische keuzes. Keuzes die bepalen op welke manier de kunstenaar in het artistieke veld zal kunnen functioneren. Maar evenzeer keuzes die bepaald worden door het overheersende artistieke veld: beleidsmakers, professionelen, collega-kunstenaars (8). Door die keuzes te maken kan de kunstenaar bepalen in welk artistiek veld hij zal kunnen functioneren. Daarom is het belangrijk dat iemand de persoon in kwestie duidelijk maakt voor welke keuzes hij staat, wat de do’s and don’ts zijn, welke de expliciet beschreven criteria en welke de verborgen agenda’s zijn. En dat voor de verschillende artistieke velden: het door de Vlaamse Gemeenschap gesubsidieerde, het commerciële, het amateuristische en eventueel daarbovenop al hun subvelden.
Kan een Vlaams cultuur- of kunstenbeleid het bestaan geen rekening te houden met die andere velden? Moet er in dat beleid niet duidelijk(er) afgesproken worden wie wat doet? Welke taken moeten op welk niveau worden uitgevoerd? Is er ondersteuning voor al die niveaus (9)? Waar zijn er verschuivingen tussen verschillende niveaus (10), of tussen sectoren of velden (11) mogelijk en hoe kunnen die zo vlug mogelijk worden gedetecteerd? Hoe wordt er gecommuniceerd tussen de verschillende velden, sectoren of niveaus? Allemaal kwesties waarvoor het theoretische model van Dirk van Bastelaere tot op heden helaas ontoereikend is en waarvoor deze tekst, eerlijk gezegd, ook geen oplossing biedt.
Evenmin heb ik al een antwoord geformuleerd op de vraag uit de titel. Wordt Dirk van Bastelaere te oud? Ja. Ooit wel. Maar nu verwed ik er mijn andere schoen om dat hij weldra de hierboven geschetste problematiek in een breder kader weet te plaatsen. Het voetvolk zal hem hierom dankbaar zijn.
Erik Vanlangendonck, abonnee nY
(zie onder voor de voetnoten)
Voetnoten bij de reactie van Erik Vanlangendonck:
BeantwoordenVerwijderen(1) De formulering van Anciaux is weliswaar voor discussie vatbaar, maar dat is eigen aan het Wetstratees, dat door zowat alle politici, woordvoerders en kabinetsmedewerkers wordt gehanteerd. Die vaagheid laat de beleidsmakers toe achteraf zonder al te veel gezichtsverlies een bocht te maken. Een beleid dat nooit moet worden bijgestuurd, dat zou pas een vergissing zijn.
(2) Zie maar naar de hele discussie inclusief rechtsgeding in de musicalsector.
(3) Luc Tuymans schilderde niet toevallig Condoleezza Rice. Het is zelfs de titel van een recensie in De Standaard.
(4) Bourdieu is blijkbaar al tot in de marketing doorgedrongen.
(5) Ironisch genoeg bereikt het symbolisch kapitaal zijn hoogtepunt kort na het overlijden van de kunstenaar die in de belangstelling is gebleven. Kijk maar naar hoe Hugo Claus ten grave werd gedragen. Nog frappanter: Michael Jackson, die door een reeks comebackconcerten opnieuw in de belangstelling stond, krijgt plots veel artistieke kwaliteiten toegedicht.
(6) Allicht daarom klagen nogal wat Nobelprijswinnaars dat de overwinning hen op artistiek vlak lood in de schoenen bezorgde. Er kan immers niet méér symbolisch kapitaal worden vergaard dan de Nobelprijs literatuur.
(7) Aan zo’n ceo, het gezicht van het beleid van het bedrijf, wordt vaak een grote symboolwaarde toegekend. Toen Steve Jobs van Apple door een ziekte uit beeld verdween, zakte het aandeel van Apple gestaag. Jobs weet namelijk als geen ander de nieuwe producten van Apple in de etalage te plaatsen.
(8) Andere culturele velden werken ongeveer op dezelfde manier. In de amateurkunstensector zijn dat collega-amateurkunstenaars, lokale culturele beleidsmakers, de lokale pers, kleinere cultuurinstituten (vzw’s, kunstenaarsverenigingen, culturele centra, cultuurverenigingen als het Davids-, Willems- en Vermeylenfonds, e.a.), kortom bijna het hele (lokale) culturele verenigingsleven.
(9) Waar kan bijvoorbeeld een schepen van cultuur terecht indien hij vragen heeft over de invulling van zijn mandaat?
(10) Bovenlokale initiatieven die lokaal werden opgestart en aanvankelijk ook lokaal werden ondersteund. Of andersom, bovenlokale initiatieven die hun bovenlokaal belang verloren hebben en enkel nog een lokale uitstraling hebben.
(11) Commerciële kunstenaars of instellingen die, mits zij aan welomschreven voorwaarden voldoen, toch worden gesubsidieerd. Gesubsidieerde kunstenaars die hun subsidie (tijdelijk) verliezen omdat ze die financieel niet meer nodig hebben.